Ontslag op staande voet

De werkgever kan een werknemer op staande voet ontslaan (zie artikel 7: 677 BW). De beëindiging van de arbeidsrelatie vindt dan per direct plaats.

Bij een ontslag op staande voet hoeft de werkgever geen rekening te houden met de instemming van de werknemer (goedkeuring) en alle andere wettelijke regels, zoals de opzegtermijn, de opzegverboden en de overige regels waarin staat op welke wijze een werknemer kan worden ontslagen (dus ontslag via het UWV of ontslag via de rechter).

De werkgever ontslaat een werknemer op staande voet door dit mondeling of schriftelijk mede te delen aan de werknemer. Meestal vindt een schriftelijke bevestiging door de werkgever plaats.

voorwaarden ontslag op staande voet

De werkgever kan de werknemer pas op staande voet ontslaan wanneer aan een aantal vereisten is voldaan, namelijk:

A) Er moet sprake zijn van een dringende reden

Bij een dringende reden moet het gaan om een ernstig verwijtbare gedraging.

Bijvoorbeeld: een werknemer die iets gestolen heeft bij de werkgever.

B) Het ontslag moet onverwijld worden opgezegd.

Zodra een onacceptabele handeling van de werknemer wordt ontdekt dient de werkgever dit direct kenbaar te maken aan de werknemer.

De werkgever krijgt wel de tijd om te onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van een dringende reden.

C) De werkgever moet de dringende reden onverwijld aan de werknemer mededelen.

De werknemer moet weten waarom hij wordt ontslagen zodat hij zich daartegen kan verweren.

Tijdige reactie van de werknemer

Wanneer de werknemer van mening is dat er geen sprake is van een ernstige verwijtbare gedraging dan verzoekt de werknemer conform artikel 7: 681 BW bij de rechter:

  1. Het gegeven ontslag te vernietigen zodat hij bij de werkgever in dienst kan blijven of
  2. te bepalen dat hij een billijke vergoeding  ontvangt.

Mr. H.P. Mannens bekijkt samen met u of er daadwerkelijk sprake is van een dringende reden.